Om een zo optimaal mogelijk resultaat van de planten in en bij de vijver te hebben is het belangrijk dat we bij het inplanten aan een aantal voorwaarden voldoen. Bij de diverse groepen worden er reeds een aantal richtlijnen gegeven en op deze pagina zullen we alles eens op een rijtje zetten wat we dienen te doen en vooral ook te laten om na verloop van tijd van een succesvolle vijver te kunnen genieten.
- Hou reeds bij de aanleg rekening met diverse dieptes en tableaus in de vijver.
- Een losse voedingsbodem aanbrengen is niet nodig maar kiest u hier toch voor, gebruik dan een voedselarm substraat en zorg dat het niet in het water gaat zweven.
- Vul de vijver met schoon, helder water. Het liefst leidingwater, omdat hier zeker geen schadelijke stoffen in zitten die we in grondwater soms wel kunnen vinden.
- Gooi geen middeltjes in het water die nodig zouden zijn om de samenstelling van het water te beïnvloeden. Vaak is het zo dat deze middeltjes meer kwaad dan goed doen. Ik realiseer mij dat ik met deze stelling nogal wat heilige huisjes omverschop, maar de praktijk bewijst dat je met een natuurlijke manier van werken een uitstekend resultaat kunt behalen. Mocht blijken dat de planten niet kunnen gedijen in het water, kunnen we alsnog corrigerend optreden.
- Breng na het vullen direct goede en voldoende zuurstofplanten aan. Mocht dit in verband met het jaargetijde niet mogelijk zijn, laat dan de vijver verder met rust en pomp hem zo nodig in het voorjaar leeg, maak hem schoon en vul opnieuw met water.
- Wacht met het uitzetten van vissen tot de zuurstofplanten zich goed ontwikkeld hebben en zet nooit te veel of te grote exemplaren uit naar verhouding van de vijver. Karpers of andere bodemvissen horen in een beplantingsvijver niet thuis. Zie voor meer informatie ook de pagina vissen.
- Andere planten dan genoemde zuurstofplanten mogen direct aangebracht worden, maar absoluut noodzakelijk is dat niet, de beste tijd hiervoor is het voorjaar of de zomer.
- Kijk voor kant en klare beplantingsvoorbeelden voor uw vijver hier.
- Zorg voor een gedeeltelijke bedekking van wateroppervlak door b.v. het aanplanten van waterlelies en/of andere planten met drijvende bladeren. Zet echter niet te veel waterlelies in de vijver, houdt rekening met het oppervlak water die ze kunnen bedekken. Dit is echter per soort nogal verschillend en ook de groeiomstandigheden zijn bepalend voor de uiteindelijke grootte.
- Zorg bij alle planten die geplant moeten worden voor een goede voedingsbodem en een mand of plantzak die voldoende ruim is voor de planten om zich er voldoende in te kunnen ontwikkelen.
- Hoewel smaken verschillen, is het raadzaam niet een te bont geheel te maken van de vijverbeplanting. Zorg wel voor voldoende contrast in bladvormen en kleuren. Plaats de planten steeds in groepen en niet alles als enkeling door elkaar, hoewel deze optie bij kleine vijvers natuurlijk minder aanwezig is.
- Ga er vanuit dat waterplanten de benodigde voeding uit het water halen en dus niet apart bijgemest moeten worden, hoewel er ook hier uitzonderingen zijn en we hier en daar corrigerend op moeten treden. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij zwanebloem en pijlkruid, maar ook andere. Mochten deze planten zich onvoldoende ontwikkelen en bloeien, dan zou een aanvullende bemesting of opnieuw opplanten een goed resultaat kunnen geven.
- Verwijder afgestorven bladeren en andere plantedelen niet of zo laat mogelijk, eventueel pas na de winter. Wilt u toch de afgestorven bladeren van onder andere de waterlelie verwijderen, doe dat dan pas als de bladeren bruin zijn. Ze laten dan makkelijk los en u loopt niet het risico dat er water in de (holle) stengels dringt, waardoor de knol van binnenuit kan verrotten.
- Zorg, indien er geen filter aangesloten is, voor niet te veel of zelfs helemaal geen beweging in het water.
- Plaats een waterlelie niet onder een fontein, het continue neervallende water is vernietigend voor de plant.